Vooruitgang boeken met grote uitdagingen? Laten we ook onze rechterhersenhelft gebruiken


Na een fijne vakantie in de Italiaanse Alpen ben ik alweer een paar weken met hernieuwde energie aan de slag bij Delfland. Waterkwaliteit en klimaatadaptatie blijven onverminderd alle aandacht vragen. Wat wel is veranderd is de politieke context in Den Haag. De eerste contouren hiervan zien we in het regeerprogramma dat afgelopen vrijdag is gepresenteerd. Als waterschappen zullen we ons daarmee moeten verhouden.

Afbeelding1

Wat me al een tijd verontrust, is hoe traag we vooruitgang boeken bij bijna alle grote, landelijke uitdagingen. Natuurlijk zijn deze ingewikkeld en spelen er veel verschillende belangen mee. Maar zelfs nu we dankzij Remkes beseffen dat ‘niet alles overal meer kan’, lijken we vast te zitten in gesprekken waarin termen als ‘water en bodem sturend’, ‘aanpak bij de bron’, ‘voorzorgsprincipe’ en ‘niet afwentelen’ vaak worden genoemd, zonder dat er echt actie wordt ondernomen. Ook in het regeerprogramma dat onze nieuwe regering op vrijdag 13 september presenteerde, worden die termen niet of onvoldoende concreet gemaakt.

Rekening houden met water en bodem?

‘Water en bodem’ centraal stellen bij beslissingen over de inrichting van de ruimte in Nederland wordt in het nieuwe regeerprogramma bijvoorbeeld nog steeds niet wettelijk vastgelegd. Onze regering zwakt dat in het document af tot 'rekening houden met water en bodem'. Zelfs wanneer partijen die voorheen tegenover elkaar stonden er wel in slagen om gebiedsplannen te maken, trekt de nieuwe regering haar handen ervan af.

Trendbreuk lastig te realiseren

Ook bij Delfland ervaren we hoe lastig het is om een gewenste trendbreuk te realiseren. Al jaren werken we aan het verbeteren van de waterkwaliteit in ons gebied. Ik kan de zin ‘we doen ons stinkende best’ niet meer horen. Het herinnert me steeds aan het mestprobleem in Nederland, dat maar voortwoekert zonder dat er een echte oplossing komt. Ondanks al onze inspanningen moeten we als waterschap accepteren dat we de doelen van de Kaderrichtlijn Water ook in 2027 niet zullen halen.

Sommigen stellen daarom voor om de doelen voor waterkwaliteit dan maar minder ambitieus te maken, zodat ze haalbaarder zijn. Anderen willen meer handhaving, en weer anderen pleiten voor nog meer metingen – want ‘meten is weten’. Ik verwacht daar eigenlijk niet zoveel van. Als voormalig wetenschapper begrijp ik het belang van modellen en metingen, maar ik ken ook de beperkingen ervan. Het zijn slechts manieren om naar de werkelijkheid te kijken. En de werkelijkheid is niet puur objectief, maar bevat ook subjectieve elementen. Als bestuurder moet je bij het nemen van beslissingen onzekerheden durven accepteren, wetend dat later kan blijken dat dingen anders lopen dan je had verwacht.

Rechterhersenhelft gebruiken

Bovendien is het in onze gepolariseerde samenleving inmiddels een ijdele hoop om andersdenkenden met nog meer feiten te overtuigen. Daarom pleit ik voor meer gebruik van de rechterhersenhelft. Daar zit ons empathisch vermogen en de vaardigheid om problemen in hun geheel te bekijken. Dat het met de natuur niet goed gaat, kun je zelf ervaren zonder kennis van alle gespecialiseerde rapporten. Een gesprek met een boswachter of mijn zwager, een amateur-imker die de afgelopen zes jaar grote veranderingen in het gedrag van zijn bijen heeft gezien, zegt voor mij net zo veel als extra metingen. Daarom spreekt de holistische visie van de Nederlandse filosoof en ecoloog Li An Phoa mij erg aan, omdat ze naar het grotere geheel kijkt. Haar verhaal van ‘drinkbare rivieren’ is in één klap helder, betekenisvol en inspirerend.


Meer over de dijkgraaf